Pages

Monday, October 21, 2013

Elf gram lichter

IMG_1921


De meeste mensen vinden dat de lente een mooie tijd is voor een nieuw begin.
Ik heb dat gevoel eigenblijk altijd meer in de herfst. De zomer van luiheid en rondhangen op terrasjes is voorbij, de lucht is koel en fris (goed voor je hersens, voor de mijne tenminste), er stroomt iets - niet de zich openende bloemen en planten van de lente, meer een creatieve stroom, die eerst naar binnen gaat en dan naar buiten.

Ik hoef echt niet nog een keer te zeggen dat ik geen leuke zomer had, nou goed vooruit dan 1 keertje nog. Wat ik niet eerder gezegd heb, is dat het best moeilijk bleek om van die minder mooie maanden afscheid te nemen, hoewel ik vaak gezegd heb, 'ik wou dat het een paar maanden later was'.
Misschien kwam het omdat we naar het andere eind van de wereld vertrokken toen het hier nog hartje zomer was, en terugkwamen bij herfstige luchten en 6 graden Celcius. Misschien kwam het gewoon omdat loslaten niet echt mijn allergrootste talent is.

Sinds vanochtend ben ik 11 gram lichter. Niet veel, zul je zeggen. Maar die 11 gram droeg ik met me mee sinds midzomer, een nutteloze 11 gram was het, die ik elke dag meerdere malen in mijn hand hield, bekeek, die me elke dag meerdere keren eraan herinnerde dat het me niet lukte om los te laten.

Een stukje metaal van 11 gram, mij ooit gegeven door iemand die me zo vertrouwde dat hij me binnen liet, letterlijk en figuurlijk. Elke dag als ik een deur open deed of afsloot, thuis en op mijn werk, moest ik even goed kijken welke sleutel ik pakte - die van mezelf of die andere, die inmiddels nutteloze, die zo leek op de sleutels die ik dagelijks nodig heb?

En elke dag dacht ik, ik moet dat ding maar eens eraf halen, en ik deed het nooit.

Natuurlijk weet ik wel waarom. Wat doe je met zo'n stukje metaal van 11 gram, het stukje metaal dat ooit symbool was van vertrouwdheid en vanzelfsprekendheid? Zolang het aan mijn sleutelbos hing hoefde ik daar niet over na te denken. Nu ligt het op de keukenweegschaal, omdat ik benieuwd was hoeveel het woog, en als ik vanmiddag een appeltaart ga bakken zal die sleutel toch echt ergens anders naar toe verhuizen.

Er is nog wel een laatje, denk ik, met meer van dat soort objecten.

Het is herfst en tijd voor nieuwe dingen. Dichte deuren aan de ene kant, mogelijkheden aan de andere. Wie klopt er aan?

Friday, October 18, 2013

MascotteMan




Een jaar of 10 geleden zei ik de ene baan vaarwel, om redenen die toen heel dringend leken maar die ik me nu eigenlijk niet meer kan herinneren, en ging ergens anders werken, op een plek waar ik al snel stukken ongelukkiger was dan voorheen.

Vier keer per week fietste ik sochtends op dezelfde tijd dezelfde route naar hetzelfde gebouw aan de rand van de stad. En elke ochtend kwam ik, op hetzelfde moment, dezelfde man tegen.

Hij fietste me dan tegemoet, een lange tanige man voorvergebogen op een racefiets. Wapperend grijs haar, donkere wenkbrauwen, en altijd dezelfde blik op oneindig. Ik schatte hem ergens in de 40. Hij had zomer en winter hetzelfde rode windjack aan. Op sommige dagen fietsten er twee pubermeisjes naast hem, meisjes met spitse gezichtjes en lang steil haar en dunne benen. Als het hard waaide en ze wind tegen hadden, had de man zijn hand op de rug van de jongste en duwde haar voort.

Ik ging aan ze wennen, en kreeg de neiging hem te groeten, maar omdat hij altijd strak voor zich uit keek, kwam dat er nooit van.

Na een paar jaar nam ik een verstandige beslissing en vroeg of ik terug mocht, naar die oude baan. De redenen om er niet meer te willen werken waren vervaagd, de goede herinneringen waren gebleven. En zo ging mijn dagelijkse route door andere straten en andere parken.

Na een paar maanden was hij daar ineens. Fietste me tegemoet, in een heel ander stadsdeel: mijn Mascotte Man.

Vanaf dat moment zag ik hem zo 1 keer in de paar maanden. Toen ik verhuisd was, en alweer een nieuwe route naar mijn werk nam, dacht ik dat ik hem kwijt was - maar evengoed fietste hij op een dag gewoon mijn blikveld weer binnen. Wapperende krullen, wat grijzer geworden, rood jack.

Ik heb hem nooit op een ander tijdstip gezien dan rond half 9 sochtends, ik heb hem nooit anders gezien dan mij aan de andere kant van de straat tegemoet komend.

De meisjes waren er niet meer bij.

Een jaar geleden fietste ik sochtends een collega achterop, en we reden samen verder, en raakten in gesprek over hoe gek het was dat hoewel wij in dezelfde buurt wonen en door dezelfde straten naar ons werk rijden, elke ochtend, we elkaar nooit tegenkomen. Ik vertelde het verhaal over mijn Mascotte Man, over de willekeur waarmee hij mjn ochtend in en uitwaait. Hoe hij langzaamaan een soort gelukspoppetje voor me was geworden - een ontmoeting met hem gaf de dag een speciale betekenis.

Tijdens het vertellen keek ik meer naar mijn collega naast me dan naar de weg, en daardoor miste ik hem bijna, maar toch net niet, hij reed voorbij, ik keek om en keek hem na en zei: "Je gelóóft het niet, maar daar fietste hij!" Zij keek ook om en zei "Wie dan?" en was net te laat. Hij was de hoek al om gezwaaid.

"Je hebt hem gewoon verzonnen," zei ze. "Ik zag helemaal niemand met een rood jack."
"Tegenwoordig heeft hij soms ook een zwart jack aan," zei ik.
Ik wist heel erg zeker dat hij geen hersenspinsel was.

Vanochtend fietste ik door het Vondelpark. Ik was moe, had te weinig geslapen, maar de reden waarom ik te weinig had geslapen was mooi en vrolijkmakend, en daarom was ik toch in een goed humeur. Ik bedacht me dat ik ergens over wilde schrijven. Ik ging in gedachten langs alle kleine blogpost ideeen die in het archief van mijn hoofd in talloze vakjes en laatjes liggen opgeborgen.

'Mascotte Man', dacht ik. 'Daar kan ik wel eens over schrijven.'

En daar was hij. Als een vallende ster zoefde hij me voorbij, en wat is het jammer, dat hij mijn glimlach niet gezien heeft.

Tuesday, October 15, 2013

In de arena

2013-09-25 11.35.38



Theodore Roosevelt in 1910, lezing aan de Sorbonne:


"It is not the critic who counts; not the man who points out how the strong man stumbles, or where the doer of deeds could have done them better.
The credit belongs to the man who is actually in the arena, whose face is marred by dust and sweat and blood; who strives valiantly; who errs, who comes short again and again, because there is no effort without error and shortcoming;
but who does actually strive to do the deeds; who knows great enthusiasms, the great devotions;
who spends himself in a worthy cause; who at the best knows in the end the triumph of high achievement, and who at the worst, if he fails, at least fails while daring greatly, so that his place shall never be with those cold and timid souls who neither know victory nor defeat."

********


Ik deed iets heel engs.
Ik keek naar binnen en raapte wat woorden van de bodem van mijn hart, woorden die daar al een poosje lagen te branden en de borrelen. Ik verpakte ze in een mooi, glanzend papier, bond er een strik om. En toen het moment daar was, bood ik ze aan aan de persoon voor wie ze bedoeld waren.

Hij maakte het pakje open, langzaam en met aandacht. De strik stopte hij in zijn zak. Het papier legde hij voor zich op tafel, nadat hij de kreukels eruit had gestreken en het zorgvuldig tot een kleine rechthoek had opgevouwen.
De woorden gaf hij aan me terug.

Ik ging naar de wc, dronk een slok water en keek mezelf aan in de spiegel. Dit was niet zoals ik had gehoopt dat het zou gaan. De gedroomde uitkomst was anders - maar aan de knoop in mijn buik die de hele middag zeurend om aandacht had gevraagd, had ik al kunnen voelen dat ik er zelf ook niet zeker van was geweest, van die uitkomst.

Ik moest dus maar verdrietig zijn, en teleurgesteld?

Eigenlijk was dat niet zo. Ik wist heel zeker, en de vrouw in de spiegel wist dat nog zekerder, dat ik teleurgesteld zou zijn geweest - in mezelf - als de knoop in mijn buik het vandaag had gewonnen, en als ik naar huis was gegaan met het glimmende pakje nog in mijn tas.
Maar nu. Voor het sinds hele lange tijd was ik blij met wat er was (veel) in plaats van me af te vragen waarom er toch alsjeblieft niet meer kon zijn?

Wie ten strijde trekt valt soms. Ik sta weer op, met een beetje stof op mijn knieën, een heel klein deukje in mijn ego. Het is allemaal de moeite waard, om met groot enthousiasme en grote toewijding te doen wat waar is.

Want wie wil er nou horen bij de koude en angstige zielen?

Monday, October 14, 2013

Deel dit: Middernacht in Malibu

IMG_1141


Na al mijn commentaar op de digitale wereld werd ik vandaag weer even hardhandig met mijn neus op de feiten gedrukt: het internet is behoorlijk geweldig.

Via via kwam deze tekst me onder ogen: een email die acteur Anthony Hopkins stuurde aan acteur Bryan Cranston, na het kijken van een marathon sessie Breaking Bad. Het is middernacht in Malibu, en Hopkins is zo vervuld van bewondering dat hij dat met Cranston wil delen.

Dear Mister Cranston.

I wanted to write you this email - so I am contacting you through Jeremy Barber - I take it we are both represented by UTA . Great agency.

I've just finished a marathon of watching "BREAKING BAD" - from episode one of the First Season - to the last eight episodes of the Sixth Season. (I downloaded the last season on AMAZON) A total of two weeks (addictive) viewing.

I have never watched anything like it. Brilliant!

Your performance as Walter White was the best acting I have seen - ever.

I know there is so much smoke blowing and sickening bullshit in this business, and I've sort of lost belief in anything really.

But this work of yours is spectacular - absolutely stunning. What is extraordinary, is the sheer power of everyone in the entire production. What was it? Five or six years in the making? How the producers (yourself being one of them), the writers, directors, cinematographers.... every department - casting etc. managed to keep the discipline and control from beginning to the end is (that over used word) awesome.

From what started as a black comedy, descended into a labyrinth of blood, destruction and hell. It was like a great Jacobean, Shakespearian or Greek Tragedy.

If you ever get a chance to - would you pass on my admiration to everyone - Anna Gunn, Dean Norris, Aaron Paul, Betsy Brandt, R.J. Mitte, Bob Odenkirk, Jonathan Banks, Steven Michael Quezada - everyone - everyone gave master classes of performance ... The list is endless.

Thank you. That kind of work/artistry is rare, and when, once in a while, it occurs, as in this epic work, it restores confidence.

You and all the cast are the best actors I've ever seen.

That may sound like a good lung full of smoke blowing. But it is not. It's almost midnight out here in Malibu, and I felt compelled to write this email.

Congratulations and my deepest respect. You are truly a great, great actor.

Best regards

Tony Hopkins.





Zonder het internet was deze brief waarschijnlijk nooit geschreven - omdat de kans dat de impuls zo'n fanbrief te sturen verflauwt als je moet gaan uitzoeken waar iemand woont, als je ontdekt geen postzegels te hebben, nog naar de brievenbus moet - heel groot is. Email maakt het zo eenvoudig om snel iemand te laten weten wat je denkt en vindt en voelt.

[Ik moest denken aan de mail die ik, jaren geleden, impulsief stuurde aan de uitgever van Chaim Potok. Ik had voor de zoveelste keer met ontroering en ontzag zijn Book of Lights gelezen, en wilde tegen hem zeggen, zomaar, dat ik zoveel hield van zijn werk en hoe belangrijk het voor me was. Een maand later rolde er ineens een mail van Potok himself mijn mailbox binnen. De exacte woorden weet ik niet meer, maar het waren 5 elegante zinnen in de trant van 'Thank you for taking the time to get in touch with me, I am glad my work is bringing you joy."]

Zonder het internet had ik deze mail van Hopkins nooit gezien.

Waarom is dit mooi - zo mooi dat de tranen me ervan in de ogen schoten? Ik geef toe dat dat misschien ook gedeeltelijk aan mijn huidige toestand toegeschreven kan worden, die nog steeds wel een klein beetje labiel te noemen is. Maar nee. Maar toch. Dit is gewoon heel prachtig, en ik weet ook waarom: omdat het ego-loos is. Hopkins is nergens in deze mail, en juist daarom is hij er helemaal. Het lukt hem om een hele brief te schrijven vol pure, zuivere bewondering, over het geluksgevoel wat hij ervaren heeft bij het kijken naar iets moois, gemaakt door talentvolle mensen. Gewoon omdat hij het wil delen. Zonder bijbedoeling. Niet omdat hij Cranston wil ontmoeten, niet omdat hij een rolletje in de nieuwe tv serie van Gilligan wil, niet omdat hij verliefd is op Anna Gunn en zo bij haar in de buurt probeert te komen (en wie zou het hem kwalijk nemen).

Ja, da's makkelijk voor een Anthony Hopkins, hoor ik je denken. Die heeft alles al, is zelf wereldberoemd, krijgt zelf aan de lopende band fanmail. Allicht dat hij moeiteloos een brief zonder bijbedoelingen kan schrijven.

Ik denk - Hopkins is een groot mens en een groot acteur juist omdat hij dit talent heeft: delen zonder bijbedoeling.

Een goede vriend nam gisteren afscheid van Facebook. Ik snap het wel, en ik vecht zelf met de verslaving aan de oppervlakkigheid, en de vaak helemaal niet zo grote sociaalheid van de sociale media. Maar als ik zo'n brief lees, als ik denk aan mijn mail van Potok, als ik denk aan de mensen die nooit in mijn leven gekomen zouden zijn zonder het internet - dan hou ik weer even op met mopperen.

En deel.

Sunday, October 13, 2013

Gloria danst alleen

spoiler alert, voor wie de film nog wil gaan zien zonder te weten hoe het afloopt!



Daar is Gloria.
Ze is achter in de vijftig.
Ze is gescheiden, met volwassen kinderen die ze naar haar zin net iets te weinig ziet. Ze heeft een leuk huis en een baan en een schoonmaakster en een collectie grote designerbrillen. Ze heeft het druk, haar leven is vol, maar toch zoekt ze nog iets en daarom gaat ze af en toe in het weekend naar een disco voor senioren. Daar drinkt ze een glaasje teveel, flirt, wacht tot iemand haar ten dans vraagt, danst. En gaat uren later op enigszins wankele benen alleen naar huis, waar ze opgewacht wordt door de verwaarloosde kat van haar verslaafde buurjongen.

Een keer, op zo'n avond vangt ze over de schouder van haar danspartner de blik van een man. Hij kijkt weg, verlegen, zij blijft kijken, zonder schaamte. Ze ziet iets in hem, ze wil hem, ze spreekt hem aan en aan het eind van de avond neemt ze hem mee naar huis en gaat met hem naar bed.

Gloria ziet in deze Rodolfo eigenlijk niet veel meer dan een leuke one night stand - ze maakt zich geen illusies. Ze is dan ook een beetje verbaasd als hij haar een paar dagen later opbelt omdat hij haar nog een keer wil zien, en nog verbaasder als hij haar vervolgens vertelt dat hij zo enorm onder de indruk is van haar, en dat ze hem zijn levensvreugde heeft teruggegeven.

Hij: gescheiden, met een ex en volwassen dochters die nog steeds volledig financieel en emotioneel van hem afhankelijk zijn, kan wel wat levensvreugde gebruiken.

En zij, ze smelt en ze valt. Voor zijn aandacht, de seks, zijn enthousiasme voor haar. Ze begint te geloven dat dit de nieuwe liefde is waar ze, al wilde ze het zichzelf niet toegeven, eigenlijk naar op zoek was. Ze laat haar voorzichtigheid varen en ze geeft haar hart, helemaal, en als ze in de gaten krijgt dat deze Rodolfo haar overgave niet aankan - is het te laat.

Ze doet haar ogen dicht en wil zo graag geloven dat dit hem is, de Liefde. En dan gaat alles mis: hij leest haar liefdespoezie voor maar liegt over haar tegen zijn dochters, zij stelt hem voor aan haar familie en hij gaat er zonder gedag te zeggen vandoor als zijn ex belt, hij neemt haar mee naar een sjiek hotel en laat haar halverwege het diner alleen achter omdat hij het gewoon niet kan, een nieuw leven beginnen.

Ze verdrinkt haar verdriet in een serie cocktails en wordt sochtends zonder schoenen wakker op het strand.

'Gloria' is een prachtige film over zelfbedrog (iets waar Rodolfo en Gloria zich allebei even schuldig aan maken), over behoefte aan aandacht, moeite met eenzaamheid, en het verlangen naar liefde zoals dat door alle generaties door alle tijden heen ervaren wordt.

Het verschil tussen Gloria en Rodolfo is waar het uiteindelijk over gaat. Ze zijn allebei bang, maar terwijl Rodolfo geen enkel risico neemt, en een nieuwe toekomst de rug toekeert, wil Gloria alles uitproberen. Ze maakt contact, ze wordt dronken, ze gaat op lachcursus, ze rookt de hash op die haar buurman voor haar deur verloren is. En als ze zich eenmaal gerealiseerd heeft dat de liefde die ze dacht gevonden te hebben niets anders was dan een leugen in de vermomming van liefde, voelt ze zich niet meer alleen - omdat ze zichzelf vindt.

Als ze zover is, kan ze een flauwe, maar welverdiende wraakactie uitvoeren op Rodolfo, en daarna in een opzichtig glitterjasje naar de bruiloft van een vriendin rijden. Daar zit ze eerst aan de kant van de dansvloer, een beetje melancholiek. Maar dan klinkt 'Gloria' van Umberto Tozzi uit de luidsprekers, en, eerst aarzelend nog, maar steeds zelfverzekerder, begint ze te dansen - met niemand, ze danst met zichzelf, en ze lacht en straalt.

Gloria schaamt zich niet. Ze zoekt en maakt fouten en ontdekt en verliest. En danst alleen, zonder eenzaam te zijn.

Inspiratie voor liefdeszoekers van alle leeftijden.



Friday, October 11, 2013

Zitten in je kamer, alleen

IMG_4073


Van de week zat ik in het cafe, alleen, zoals ik graag mag doen. Ik was niet echt Alleen, om verschillende redenen - in de horeca ben je natuurlijk nooit alleen, want er is altijd wel een barman die wat zegt, een andere cafe bezoeker die vraagt of je al klaar bent met de krant, of iemand die een opmerking maakt over het bier wat je aan het drinken bent. Bovendien wist ik dat er na een uur iemand naast me zou aanschuiven - en 'alleen zijn' begrensd door gezelschap, voelt heel anders dan 'alleen zijn' dat voorafgegaan en opgevolgd wordt door nog meer alleen zijn.

Maar ik was alleen genoeg om me te verdiepen in de krant, en daar las ik een mooi artikel van Philip Huff over Louis C.K., op wie ik dol ben, en zijn interview in Late Night met Conan O'Brien (kijk het filmpje hier) over waarom hij zijn kinderen geen smartphone geeft.

Nee, nu niet verveeld zuchten dat er al weer een komiek van bijna middelbare leeftijd zeurt over de moderne technologie. Daar gaat C.K.'s verhaal niet over. Huff legt het prachtig bloot in zijn stuk. Telefoons 'voorkomen dat je leert hoe je ongelukkig kunt zijn - en dus hoe je moet leven'.

Het publiek schaterlacht, als C.K. de tragiek van het menselijk bestaan in een paar zinnen opsomt:

"You need to build an ability to just be yourself and not be doing something. That's what the phones are taking away, is the ability to just sit there. That's being a person.
Because underneath everything in your life there is that thing, that empty—forever empty. That knowledge that it's all for nothing and that you're alone. It's down there.

And sometimes when things clear away, you're not watching anything, you're in your car, and you start going, 'oh no, here it comes. That I'm alone.' It's starts to visit on you. Just this sadness. Life is tremendously sad, just by being in it..."

Huff, in zijn commentaar, pleit ervoor om 'ruimte in je blik' te maken voor verdriet, omdat dat het ook beter mogelijk maakt om echte verbindingen te maken met elkaar. Ik denk dat hij gelijk heeft, maar ik denk ook dat de grens tussen echte en oppervlakkige verbindingen voor veel mensen (en daar hoor ik bij, bij die groep) zo vaag is geworden, dat we eerst maar eens moeten proberen om contact met onszelf te maken, met het alleen-kunnen-zijn als uiteindelijk doel.

Het vermogen om gewoon te kunnen zitten en zijn, is wat je tot een mens maakt. Of, zoals Blaise Pascal het zei in zijn
Pensees : "Al het ongeluk van de mens komt voort uit het feit dat hij niet in staat is alleen in zijn kamer te zitten."

En ja. Is er iets gewoner, en moeilijker, dan dat?

Ik ga zometeen een experiment uitvoeren. Ik ben alleen thuis en ga koken. Een activiteit waarbij ik, al zolang als ik een laptop heb die op het barretje in de keuken past, gezelschap gehouden wordt door Facebook, Gmail en mijn favoriete internetforums. Zodat ik terwijl ik wacht tot het water kookt even kan kijken wie wat waar heeft gezegd, en ik alvast kan bedenken of ik zelf nog wat te melden heb, vanavond.

Jaren geleden, in mijn pre-laptoptijd, schreef ik een stukje over hoe koken en eten voor mij, als volleerd piekeraar, 1 van de zeer weinige manieren was om volledig in het moment te zijn (er zijn nog een paar manieren, maar die laat ik aan jullie verbeelding over) - naar aanleiding van het mooie citaat van kokende Zen-monnik Edward Espe Brown:

When you wash the rice, wash the rice.
When you scrub the carrots, scrub the carrots.
When you stir the soup, stir the soup.

Ik herlas die blogpost net - een mooie verrassing, omdat ik best tevreden was over wat ik toen schreef, en blij was, dat al die mooie stukken gewoon bewaard blijven en in de digitale wereld blijven hangen, klaar om door wie dan ook ontdekt te worden. Maar het was ook een beetje confronterend, omdat ik besefte hoe lang het geleden is dat ik zo heb gekookt.. met de volledige aandacht voor het mes, de pan, de pollepel, de geuren, de texturen.

In alle glossy's en in alle zelfhulpboeken en in alle workshops gaat het, anno 2013, over mindfulness en in het moment zijn en de kracht van het nu en onthaasting en ik kan nog wel even doorgaan. We worden maar niet moe daarover te lezen en daarover na te denken, en tegelijkertijd lukt het ons niet, lukt het bijna niemand, om ook echt dat pad in te slaan. In plaats van te zuchten 'jaja nu weten we het wel'.. moeten we misschien langzaam tot het besef komen dat dit het is, dat dit het enige is, waar het echt over gaat?

In ieder geval blijkt het te zijn, waar ik nu het liefste over nadenk. Ik noem dit dus maar deel #2 in de serie over 'Hoe alleen te zijn'. Zie hier voor deel #1. En stay tuned voor meer.

* Naschrift.
Ik stond in de keuken en maakte Thaise currysoep. Ik sneed de uien en moest huilen, ik had mijn contactlenzen (de beste bescherming tegen uientranen) uitgedaan en mijn bril op en mijn 'ikganietmeernaarbuitenkleren' aan. De geur van gebakken ui die je bijna met alles op de hele wijde wereld kan verzoenen. Stukjes kip, currypasta, tomaten, verse gember. Dikzak kijkt toe met zijn verwonderde blik die slechts een vermomming is voor zijn hongerige blik (katten-etenstijd duurt nog minstens 2 uur). Ik ga met mijn Leffe Dubbel voor het raam staan en kijk naar de regen terwijl de soep zachtjes pruttelt. Ik bedenk me welke film ik zo zal gaan kijken. En dan piept mijn laptop. Iemand zegt iets. Iemand wil iets. Ik ga kijken, ik lees, ik zeg iets terug.

Ik ben er nog niet. Maar ik ga er naar toe.




Wednesday, October 9, 2013

Rolmodel

IMG_4542
Claudio Roncoli, Agua Dulce (2007)


Gisteravond zat ik, voor het eerst sinds tijden, een avondje op de bank tv te kijken.

Ik kijk bijna nooit tv. Ik kijk wel heel veel tv series - maar die komen op een andere manier bij me binnen, en daar kan ik dan van genieten zonder de onderbrekingen van reclames en vooruitblikken en 'dit programma wordt mede mogelijk gemaakt door.' Maar gisteren dus, ik was moe en zat met een bordje boerenkool met worst op schoot, zapte langs een film die veelbelovend leek, en bleef hangen.

En zo zag ik op 1 avond 3 keer de nieuwe commercial van supermarktketen Jumbo.
(Voor wie net als ik weinig tv kijkt en hem gemist heeft: het tweedelige filmpje is hier te zien.)
De eerste keer viel mijn mond een beetje open, de tweede keer kwam er stoom uit mijn oren, bij de derde keer zat ik me af te vragen: waarom maak ik me hier zo boos over?

Het lijkt gewoon een reclamefilmpje zoals er zo vele zijn. Het doel is natuurlijk duidelijk: wij, de kijkers, moeten ons identificeren met de mensen op het scherm. De mensen op het scherm doen boodschappen bij de Jumbo. Omdat wij willen zijn zoals de mensen op het scherm, en onszelf in die mensen herkennen, gaan wij ook boodschappen doen bij de Jumbo. Doel bereikt. Marketing directeur Moeken van de Jumbo formuleert het hier zo:

"Deze familie is zoals menig andere familie. Met een moeder die de wijste is, een vader die af en toe het vierde kind blijkt te zijn. Een puberzoon die niks wil, een dochter van ‘tututut’ en een nakomertje. Ze doen hun boodschappen bij Jumbo omdat het de fijnste supermarkt is voor gezinnen.(...)".

Op de site van Adformatie zegt Floor Bakhuys Roozeboom het iets anders, maar de boodschap blijft hetzelfde:

"De nieuwe Jumbo-campagne uit de koker van Alfred steunt op een beproefd reclameconcept. Roep een fictieve reclamefamilie in het leven met een kordate moeder, een onhandige vader en wat bijdehante kinderen eromheen en hopla: een glimlach van herkenning gegarandeerd."

Als ik een van de partners in zo'n relatie zou zijn, zou ik de hele dag tussen de schappen van de Jumbo lopen en me aan het eind van die dag met een paar speciaalbiertjes op zolder verstoppen.

Een groot reclamebureau en een landelijke supermarktketen kunnen als doorsneegezin niks anders verzinnen dan twee mensen die naast elkaar op de bank zitten maar eigenlijk allebei ergens anders willen zijn, die voor hun dagelijkse portie vriendelijkheid afhankelijk zijn geworden van het Jumbo-personeel, die het niet op kunnen brengen met respect over elkaar te praten. Zij behandelt hem als haar bezit, hij laat zich vrijwillig gevangen zetten. (En dan hebben we de interactie met de kinderen nog niet eens gezien. Het belooft wat).

Eigenlijk is het een meesterlijk filmpje. In 36 + 41 seconden krijg je een klein kijkje in de wereld van Lieke en Bas, en dat kijkje is genoeg om er een compleet en gruwelijk scenario omheen te verzinnen: je ziet Lieke op woensdagavond klagen tegen haar vriendinnen dat Bas haar ook nooit meer eens 'zomaar' aanraakt, en niet naar haar luistert als ze vertelt over de ruzie met haar collegaatje op het werk, en misschien als ze na het sporten een paar wijntjes op heeft vertelt ze dat ze er achter kwam wat hij savonds als zij al naar bed is voor internetsites bezoekt, maar daar hoeft ze het eigenlijk met haar vriendinnen niet over te hebben want daarover heeft ze op het VIVA-forum al het zoveelste 'help mijn man kijkt porno' topic geopend.

Hij werkt net iets langer over dan nodig is, niet alleen omdat hij stiekem verliefd is op een collega, maar ook omdat zo gauw hij een voet over de drempel van zijn eigen huis zet, te horen krijgt wat hij allemaal vergeten is, had moeten doen, verkeerd heeft gedaan, en waarschijnlijk morgen zal nalaten te doen.

De doorsnee relatie, die en glimlach van herkenning teweeg moet brengen, is de relatie waar ik nog niet dood in gevonden wil worden.

Beste mensen van de Jumbo en Alfred. Er zijn een hoop mensen die vast zitten in een ongelukkig huwelijk. Er zijn een hoop kinderen die dagelijks als voorbeeld van communicatie en 'liefde', twee mensen zien die elkaar niet meer in hun waarde kunnen laten. Die mensen hebben geld en moeten boodschappen doen. Maar wat jammer, wat zonde, dat jullie er niet voor kozen om andere relaties en andere gezinnen in beeld te brengen. Die laten zien dat het best mogelijk is om meer dan 10 jaar bij elkaar te zijn en het niet erg te vinden dat je man soms niet weet hoe lang het precies geleden is dat je elkaar leerde kennen. Dat het best mogelijk is om taken in huis te verdelen zonder in een eeuwigdurende cirkel van schuld en boete en verwijten terecht te komen. Dat het best mogelijk is om iemand met wie je samenleeft niet als je bezit te zien, en dat het mogelijk is om, al woon je met iemand samen, je vrij te voelen.

Dat het best mogelijk is om na 12, o nee 13 jaar, doodgewoon aardig tegen elkaar te zijn.

Het zal de treurige waarheid wel wezen, dat de meeste huishoudens bestaan uit Liekes en Bassen. Gelukkig ken ik een vrolijker waarheid, in mijn eigen leven en dat van heel veel anderen.

Ik ga vandaag maar eens naar de Deen.




Monday, October 7, 2013

Op het randje

2013-09-28 13.23.07

"Ik ga even weg, tot straks. O ja, ik heb geen telefoon bij me."
"O? Wat ga je doen dan?"
"Wandelen, en boodschappen."
"Maar hoe lang blijf je weg dan?"
"Weet niet... een paar uur denk ik."
"Maar dan ben je dus niet bereikbaar!"
"Nee... net als vroeger, ben ik dan even niet bereikbaar. Tot straks!"

Voor de duidelijkheid: dit gesprek zegt veel, veel minder over de behoefte van mijn huisgenoot om te weten waar ik ben en wat ik doe, dan over mijn eigen behoefte om altijd bereikbaar te zijn en altijd te kunnen bereiken. Ongeveer dagelijks neem ik me voor om die electronische verbinding met de grote buitenwereld eens even een tijdje uit te zetten, en het lukt me maar hoogst zelden. Nu ga ik aan de wandel, in het park, zonder telefoon.

De zon schijnt en de bomen zijn aan het kleuren en de lucht is poederblauw, en het eerste half uur denk ik zo'n 20 keer 'wat jammer dat ik geen telefoon heb..' om foto's te maken, en die op Facebook te zetten, of aan mensen op te sturen, wish you were here.

Na een half uur wordt dat beter. Wel gaan de virtuele dialogen en monologen in mijn hoofd, met mensen-aan-wie-ik-nog--iets-te-zeggen-heb, onafgebroken door, en niet piekeren over dat ene werk-ding lukt ook niet echt, maar toch ben ik best tevreden over mijn experiment.


Aan het eind van mijn wandeling drink ik op een terras een kopje koffie. Ik lees de krant terwijl links en rechts van mij mensen op hun telefoon door het dagelijkse nieuws scrollen.
Een dierbare vriend fietst langs, roept mijn naam, stapt af en we omhelzen elkaar.

Hij vraagt: "Hoe was je vakantie? Ik heb je blog niet kunnen volgen, want mijn computer is stuk."
"Ha," zeg ik. "Dan wordt het nu wel heel ingewikkeld om ooit nog wat af te spreken!"
HIj heeft geen mobiele telefoon, en zo lang als ik hem ken, leest hij maar 1 keer per 3 dagen zijn mail. Dat was al een grote uitdaging voor mij, de controlfreak die graag gisteren antwoord wil op al haar vragen.
"Ik heb je telefoonnummer toch?" zegt hij.
"Oja."
"Het is best heel lekker rustig, zo zonder computer," zegt hij.
"Ja, dat zal jij wel vinden," zeg ik, en ik weet niet of ik jaloers ben of medelijden met hem heb. Misschien heb ik gewoon medelijden met mezelf.
"Nou, ik bel je," zeg hij en stapt op zijn fiets en rijdt weg. De herfstzon danst in zijn donkere krullen. Ik bedenk dat ik alles over hem zou kunnen schrijven wat ik wil, hij zal het toch nooit lezen. Ook denk ik aan de mail die hem kan sturen, een prachtige en betekenisvolle mail die verdwijnt in het inktzwarte gat van zijn kapotte laptop en voor altijd blijft rondzweven, ongelezen, nooit ontvangen, nooit verbonden.

Als hij aan het eind van de straat is draait hij zich om en zwaait. Ik ben blij dat ik hem heb nagekeken, in plaats van met mijn hoofd in de krant te kruipen alsof ik alweer aan het lezen was.
Ik werp hem een kushand toe, verbindingsteken uit lang vervlogen tijden dat ineens heel toepasselijk lijkt. Zijn antwoord-glimlach neem ik mee de dag in.